250 JAAR BEETHOVEN (1770-2020)
PROGRAMMA:
32 Variaties op een eigen thema in c klein WoO80
Sonate No.12 in As groot Op.26
Sonate No.13 in Es groot Op.27/1 (‘Sonata quasi una fantasia’)
Sonate No.18 in Es groot Op.31/3
Santiago Costa
Winnaar van verscheidene muzikale prijzen, pianist en dirigent, Santiago Costa, werd geboren in Vigo (Galicia, Spanje) in 1991. Hij verhuisde naar Nederland op 7-jarige leeftijd waar met pianoles begon bij Hilda de Rochemont. Na een snelle muzikale ontwikkeling te hebben doorgemaakt, mocht hij in september 2007 de “Han Lammers” Beursprijs in ontvangst nemen van de Commissaris van de Koninging ter ondersteuning van zijn artistieke ontwikkeling. Daarnaast ontving hij beurzen van de Stichting Eigen Muziekinstrument (SEM) en het Prins Bernhard Cultuurfonds. In 2014 werd hij genomineerd door het ArtEZ Conservatorium als beste student van de klassieke afdeling, en mocht hij de ‘ArtEZ Muziekprijs’ in ontvangst nemen. In 2014 ontving hij eveneens de Raboprijs voor de uitvoering van een compositie van eigen hand, de ‘Fantasia Ibérica’ Op.1.
Geprezen vanwege zijn diepe muzikaliteit, Santiago gaf concerten in verschillende prestigieuze concertzalen in Nederland (waaronder de Amsterdamse Schouwburg, Musis Sacrum Arnhem, De Vereeniging Nijmegen, De Spiegel Zwolle, Muziekcentrum Enschede, etc.), alsook in vele andere podia in landen als Frankrijk, België, Litouwen, Oostenrijk, Italië, Spanje en Duitsland. Bovendien trad hij op in gerenommeerde muziekfestivals zoals het Schleswig-Holstein Musik Festival in Lübeck, het Rimini Muziekfestival in Italië, of de Mozarteum Sommerakademie in Salzburg.
Hij kreeg les van verschillende grootmeesters van het pianospel waaronder Matti Raekallio, Jeffrey Cohen, Dina Yoffe, Alexander Kandelaki, Håkon Austbø, Hortense Cartier-Bresson, Ana Guijarro, Cristina Ortiz, Jean-Francois Antonioli, Stanislav Pochekin, Bruno Canino, Jacques Rouvier, Anatol Ugorski, Dmitri Bashkirov, en de legendarische pianist Stephen Kovacevich, onder vele anderen.
Als dirigent dirigeerde hij orkesten als het Nationale Symfonie Orkest van Litouwen (LVSO) en de Berlin Sinfonietta met werken van Mozart, Beethoven en Schubert. Hij studeerde orkestdirectie bij Peter Gaasterland en Jan Stulen, en ontving advies van maestro’s als Colin Metters, Lior Shambadal en Vladimir Ashkenazy. Daarnaast nam hij deel aan masterclasses met het Kamerorkest Alveare waarmee hij Beethovens 7de symfonie en Dvorak’s Vioolconcert dirigeerde.
Santiago studeerde bij Matthijs Verschoor aan het Conservatorium van Amsterdam, en later bij Frank van de Laar aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten. Naast een breed solistisch repertoire (van Bach en Haydn tot en met Schönberg en Rautavaara, alsook moderne componisten) is hij een gepassioneerd kamermusicus, en trad hij op samen met vershillende kamermuziekbezettingen en zangers in Nederland en Duitsland.
Onder zijn toekomstige activiteiten staan verschillende concerten in Nederland en Spanje gepland ter viering van Beethovens 250ste geboortejaar in 2020, en tevens zal hij jureren in het Internationaal Pianoconcours ‘Constantijn de Grote’ in Servië in april 2020. Daarnaast blijft hij als artistiek directeur verbonden aan de door hem in 2018 opgerichte pianoserie International Holland Piano Series: www.hollandpianoseries.com
32 Variaties op een eigen thema in c klein WoO80
Beethoven componeerde zijn 32 variaties in c klein WoO80 in het jaar 1806. Zoals de naam al aangeeft bestaat het werk uit een beginthema dat vervolgens op 32 manieren gevarieerd wordt. De eerste druk van dit werk, door de Weense uitgever Bureau d’Arts et d’Industrie, verscheen in 1807. Bijna 15 jaar later speelde volgens een populaire overlevering één van Beethovens leerlingen dit stuk in het bijzijn van de componist, waarbij Beethoven zijn eigen werk niet zou hebben herkend: “Van wie is dit werk?” “Van u, Maestro”, luidde het antwoord van de leerling. “Van mij? Is dat dwaze werk van mij? Wat was ik vroeger dan voor een dwaze componist…”, en daarmee verbood Beethoven zijn leerling om het werk verder te spelen. Desondanks is het één van Beethovens meest bekende werken geworden, en wordt diens krachtige en storm-achtige karakter als typisch Beethoveniaans beschouwd.
Sonate No.12 in As groot Op.26
De sonate in As groot Op.26 is gecomponeerd in 1801. Het lyrische openingsdeel van de sonate is een thema met variaties, gevolgd door een snelle scherzo als tweede deel. Bijzonder aan deze sonate is diens derde deel: een dodenmars. Beethoven schreef erbij: ‘Marcia funebre sulla morte d’un eroe’ (Dodenmars op de dood van een held). Het is tot hedendag onbekend voor welke ‘held’ deze treurmars is geschreven. Wel was deze mars als zelfstandig deel zeer populair in de 19de eeuw. Bovendien maakte Beethoven van deze dodenmars een bewerking voor orkest (zijn enige orkestbewerking van een sonatedeel) die tijdens zijn eigen begrafenisstoet in Wenen werd uitgevoerd in 1827. De dodenmars wordt gevolgd door een snelle en lichtvoetige finale, als ware het een bevrijding van de somber- en zwaarmoedigheid van het voorgaande deel. Met een zachte afdalende groep van gebroken akkoorden en één enkele basnoot als slotnoot, komt deze sonate op bijna onopgemerkte wijze tot haar einde, en doet zo denken aan één van Beethovens favoriete latijnse uitdrukkingen: ‘Ars longa, vita brevis’ (De kunst is lang, het leven is kort).
Sonate No.13 in Es groot Op.27/1 (Sonata quasi una fantasia)
De sonate in Es groot Op.27/1, eveneens gecomponeerd in 1801, kreeg van Beethoven de bijnaam ‘Sonata quasi una fantasia’ (Sonate bijna als een fantasie). In deze fantasie-sonate verbindt Beethoven de verschillende delen aan elkaar, waardoor een grotere verhaallijn vorm krijgt die in het laatste deel, finale, haar climax bereikt. Met deze versmelting van fantasie en sonate bereikt Beethoven een grotere expressie van vrijheid en eenheid tussen de verschillende delen. Het eerste deel begint met een haast ‘gewichtloze’ improvisatie die telkens op gevarieerde wijze weerklinkt. Het scherzo-achtige tweede deel is van een donker karakter, in contrast met diens humoresque en gesyncopeerde middendeel. Het laaste deel combineert twee delen in één: een bezonken ‘Adagio con espressione’ dient tegelijkertijd als inleiding voor het snelle rondo Allegro vivace. Het rondo-thema geeft nieuwe vorm aan de melodische contouren van het Adagio op robuuste en energieke wijze, waarna het langzame Adagio-thema terugkeert, ditmaal in de hoofdtoonsoort. Het langzame deel lost vervolgens op in een snelle presto coda waarmee de sonate tot een jubelend eind komt.
Sonate No.18 in Es groot Op.18/3
De sonate in Es groot Op.18/3 is geschreven vlak na een midlife crisis van Beethoven in 1802, waarbij hij in zijn beroemde Heiligenstädter Testament schreef: ‘Slechts de kunst weerhoudt mij nog om mijn leven te eindigen’. Na deze crisis te hebben overleefd leidde Beethoven een nieuwe periode in, als het ware een wedergeboorte, waarbij hij in zijn composities op zoek ging naar nieuwe artistieke vormen van expressie. De opening van deze sonate, die met een onstabiele harmonie de indruk geeft alsof het stuk al eerder bezig was, is een typisch voorbeeld van deze nieuwe muzikale ingeslagen weg. Daarna volgt, merkwaardig genoeg, een Scherzo in de voor deze vorm uiterst ongebruikelijke maatsoort van 2/4. Het derde deel, Menuet met Trio, concentreert vervolgens alle lyriek van de sonate, met hier en daar een schaduw van een donkere dimensie als contrast. In het laatste deel, de finale, keert het komische en grotesque karakter van het eerste deel terug als een perpetuum mobile: een stuk in een constante doorgaande beweging. De herhaalde fortissimo akkoorden aan het eind brengen deze grote sonate tot een groots en krachtig slot.